Hamid Oppier van Opaal Architecten in Krimpen aan de Lek: ‘Mijn vader was een oud-KNIL-militair die zich hier in Nederland opwierp als imam voor de Molukse gemeenschap. De Nederlandse regering had de Molukkers beloofd dat er goed voor ze gezorgd zou worden. Eind jaren zestig al kwam uit de Molukse gemeenschap het initiatief om een aanvraag te doen bij het Rijk voor de bouw van een heuse nieuwbouwmoskee. Jaren ging er overheen, want er stond in Nederland in die tijd nog geen enkele moskee die er echt uitzag als een moskee. Er waren wel moskeeën te vinden in garages, oude schoolgebouwen en oude kerkjes, maar de meeste moslims baden thuis op een kleedje. In 1979 werd de aanvraag uiteindelijk gehonoreerd, als een soort ereschuld aan de Molukkers. Ik had op dat moment bijna mijn HTS-studie in Rotterdam afgerond. Aan mijn vader werd door het ministerie gevraagd of hij voor een goed ontwerp kon zorgen. hij vroeg mij toen of ik er, met mijn technische kennis en kennis over islamitische architectuur, over na wilde denken. Zo rolde ik er in. Ik begonnen met wat schetsen in Indonesische stijl, met een druk versierde minaret. Maar ik was te jong en onervaren om echt op te treden als architect. In plaats daarvan nam ik plaats in de bouwcommissie. Het was mijn taak om aan te geven wat je precies mag verwachte van een moskee, Indonesische stijl. De moskee is uiteindelijk ontworpen door Latief Perotti. In ’81, toen ik net gestart was met de studie Bouwkunde aan de TU in Delft, overleed mijn vader. Hij heeft de moskee helaas niet meer kunnen zien, want die werd pas drie jaar later opgeleverd. Mijn eerste echte eigen ontwerp was dat voor de moskee in Zaltbommel in ’92, daarna volgde Woerden en vervolgens de uitbreiding van de moskee in Utrecht. Ik ben nu verwikkeld in twee projecten in de Haagse Schildersbuurt. Een ervan is klaar, dat is de El Islam-moskee. Met de andere, een moskee voor de Surinaams-Pakistaanse Haagse gemeenschap, ben ik net begonnen. Van de twaalf ontwerpen die ik tot dusver in opdracht heb gemaakt zijn er acht gerealiseerd.

In grote lijnen is het programma van eisen voor moskeeën identiek, maar het zijn de cultuurverschillen die de uiteindelijke vorm bepalen. Marokkanen zien liefst één, vierkante minaret, Turken willen vaak meerdere minaretten die hoog en slank zijn. Bij een Surinaamse moskee is het van groot belang een grote ontmoetingsruimte te ontwerpen, zodat ook feesten gevierd kunnen worden in het gebouw. Surinamers hebben ook vaak een ui-vormige koepel, terwijl de Marokkaanse vaak rechthoekiger is. De een wil graag kalligrafie vanuit Turkije, de ander vooral veel marmer.

Het voornaamse knelpunt is de gebedsrichting naar Mekka. Door de gemeente wordt een geheel willekeurige locatie aangewezen, in die zin dat het Nederlandse stratenplan natuurlijk geen rekening houdt met de ligging van Mekka. De qibla-richting is het meest essentiële dat er is, dus de architect moet heel vaak zoeken naar een compromis. In de meeste gevallen moet er een interne oplossing in het gebouw gezocht worden. De gebedsruimte moet dan binnen het blok een draai maken, met als gevolg dat veel ruimte onbenut blijft. Je constructie is niet rechthoekig. Om de precieze gebedsrichting te bepalen gebruik ik een in Saoedi-Arabië speciaal hiervoor ontwikkeld computerprogramma dat nauwkeurig de breedtegraden en oosterlengte vaststelt. Binnen de gebedsruimte heb je altijd te maken met zo breed mogelijke rijen in een veelvoud. Een zitplek op de grond is 1 meter 20 lang en zestig tot zeventig centimeter breed. De rijen moeten zo breed mogelijk zijn zodat zoveel mogelijk mensen dicht op de gebedsmuur kunnen zitten. In de praktijk is het hier in Nederland vaak niet mogelijk om echt brede rijen te vormen. Ook in de wasruimte heb je met specifieke maten en hoogten te maken, bijvoorbeeld van de kranen, die te maken hebben met de manier waarop de wasrituelen worden uitgevoerd. In iedere moskee moet een scheiding worden aangebracht tussen mannen en vrouwen, waarvoor een sluitingssysteem nodig is. Er zijn dus in wezen binnen een moskeebouw altijd twee gebouwen. Dan zijn er nog de activiteitenruimtes. Als laatste worden ornamenten toegevoegd, meestal oosterse patronen en motieven die zich herhalen in de gevel. Doorgaans is kalligrafie in het beton te kostbaar, daarvoor zijn heel dure mallen nodig. Het is uiteindelijk vooral in de ornamentering dat je de hand, of de eigen stijl, van de architect kunt herkennen. Zo werk ik zelf altijd met ster-motieven.

Ik zie het ontwerpen van een moskee als een vorm van geloofsbelijdenis. Mijn eigen belang is ondergeschikt. Het is een vorm van volledige overgave. Ik zie het als de taak die mij door God gegeven is. Dat is beslist niet hetzelfde als talent; ik ben uitgekozen om dit te doen. Zoals ieder mens een taak heeft in het leven.

Dat er steeds meer nieuwbouw-moskeën komen, die dùs heel herkenbaar zijn, kan bijdragen aan de acceptatie en integratie van de islam in Nederland. Het geeft de islam een opener gezicht. De islam is niet verscholen; iedereen is welkom, bijna overal kunnen scholieren een rondleiding krijgen. Vroeger was het zo dat er gemakkelijk sponsors te vinden waren voor de bouw van een moskee vanuit de gedachte: dan verwerf ik een goede plek in de hemel. Tegenwoordig komt dat minder voor. Sponsors zijn kritischer geworden, vooral omdat het vaak niet goed ging. In de meeste gevallen brengt de gemeenschap het geld zelf op aan de hand van een inzamelingsactie. Vaak ontstaat de nieuwbouw noodgedwongen, doordat gemeentes er voor kiezen de oude gymzalen en scholen, waar moskeeën in gevestigd zijn, af te breken, bijvoorbeeld vanwege brandgevaarlijkheid. de projecten in Den Haag zijn ook voortgekomen uit stadsvernieuwing.

Als architect voel ik me steeds vrijer. Voorheen dacht ik vanuit de oude, bestaande moskeebouw, nu denk ik vooral vanuit de locatie. Ik werk nu aan een Nederlandse moskee die aan de buitenkant de bekende oosters-exotische kenmerken ontbeert. Geen minaret, geen koepel. Ik vind: we leven in een andere tijd en omgeving. Je ziet hier in het westen toch geen koepelvormen. Een minder traditionele, westerse moskee moet heel langzaam geïntroduceerd worden. Mijn ontwerp kent een eenvoudige, sobere vorm, geen minaret, geen koepel; alleen in de ornamenten binnen is het herkenbaar een moskee.’

Mohamed el Haroui van Brink & Fleer in Dronten: ‘Een moskee is een multifunctioneel gebouw. Het is er niet alleen om in te bidden, het heeft ook een sociale functie, met een bibliotheek, leslokalen, ruimten voor vrouwen en kinderen, wasruimtes, een koffieruimte. er is in Nederland vrijwel nooit geld om de moskee ècht zo mooi te maken as zou moeten. Daarom komen koepel en minaretten meestal op de laatste plaats, terwijl met name de koepel heel belangrijk is. De koepel symboliseert de hemel. Daarbij heeft een koepel ook een akoestische functie, hij heeft een resonerende werking.

Men vraagt steeds meer kwaliteit. Vroeger volstond een gebedsruimte is een aftandse garage. Nu het besef is doorgedrongen dat de vroegere gastarbeiders hier niet tijdelijk blijven, ligt het anders. De toekomst van de tweede generatie ligt hier, dus is het de hoogste tijd dat gelovigen in fatsoenlijke, representatieve ruimten terecht kunnen. Dat er juist nu zoveel moskeeën verrijzen is ook deels toeval: veel van die projecten staan al tien jaar in de steigers. Vaak gaan er jaren overheen voor moskeebesturen de boel rond krijgen met de gemeente. Is er eenmaal een plek, dan moet er vaak nog gesloopt worden, de financiering moet nog rond komen. Daardoor verloopt de bouw meestal in fasen. Als architect neem je een groot financieel risico. Je moet ofwel een beginnend bureau zijn dat elke opdracht graag aanneemt, òf zelf moslim zijn, zoals ik.

Ik haal inspiratie uit oude moskeeën. Ik geloof niet in een heel nieuwe type moskee, er is al een grote verscheidenheid dus waarom zou je ermee gaan experimenteren. Het gebouw zelf is niet heilig. Daarom reikt de religieuze symboliek niet zo heel ver. Er mogen geen afbeeldingen van mensen geplaatst worden, laat staan van de Profeet. Precies daarom is de betegeling zo belangrijk, evenals de schrijfkunst. De versiering bestaat vrijwel altijd uit geometrische patronen. Nederlandse tegelzetters hebben daar geen kaas van gegeten. Dus in het ontwerp is weinig Nederlands terug te zien. Het enige waarin de moskeeën hier sterk verschillen met die in Turkije of Marokko is het materiaalgebruik, zoals glazen bouwstenen. Ik laat me inspireren door de omgeving, de opdrachtgever en de kennis die ik heb opgedaan tijdens reizen door Marokko. Dat wil niet zeggen dat ik uitsluitend Marokkaanse moskeeën als model neem, want ik heb me ook verdiept in moskeeën uit andere landen. Maar elke moskee die ik heb ontworpen is voor een Marokkaanse gemeenschap. Bovendien is het sowieso onmogelijk om kopieën te maken van Marokkaanse moskeeën. Qua financiën zou ik er dan echt een factor 10 tegenaan moeten gooien; het is niet te betalen. De ornamenten en de teksten die in de muur worden uitgehakt… dat is in Nederland niet te realiseren.

De functionaliteit is voor iedere gemeenschap hetzelfde. De verschillen zitten in uiterlijke kenmerken. Bij een prototype Turkse moskee is geen sprake van normale bogen voor de koepel, maar tudor-bogen: een ui-vorm, met veel kronkels, en slanke, hoge minaretten. Marokkaanse minaretten hebben een meer solide, vierkante basis, en zijn vaak heel bewerkelijk aan de buitenkant. De meest basale indeling die je kunt maken dat die tussen moskeeën uit de regio rond Turkije – dus het vroegere Byzantium – en de moskeeën in de Arabische wereld, waar de minaret meestal rechthoekig is, en naar boven toe steeds ronder en decoratiever.

Belangrijke ornamenten op vrijwel iedere moskee zijn de sikkel en de bollen. Bijna niemand weet dat, maar het aantal bollen geeft aan hoe vaak je kunt gaan bidden per dag. Een moslim behoort vijf keer per dag te bidden, dus er zijn maximaal vijf bollen. Vaak overleg je met de opdrachtgever en geeft hij aan dat bijvoorbeeld drie bollen genoeg is. De sikkel of al-Hilaal geeft aan dat we in de islam tellen volgens de maan-maand, die korter is dan de maand uit de westerse kalender. Het vrijdagmiddaggebed is voor iedere moslim het belangrijkst, maar gezien het feit dat de vrijdag voor de meeste werknemers geen vrije dag is komen in de praktijk minstens zo veel moslims op zaterdag of zondag naar de moskee.

In de gebedsruimte staat de voorganger, de mam, met zijn neus op de qibla-richting, en vaak neemt hij plaats in of voor de mihrab, een soort inkeping in de muur. Die nis is vaak druk bewerkt met tegelwerk en geschriften. Daarnaast is er een preekstoel, de mimbar. Zoals de regel is dat de gebedsruimte in de richting van Mekka moet zijn, zijn er ook delen van de moskee die daar juist haaks op moeten staan, zoals de toiletten. Alles wat met onreinheid heeft te maken moet zo ver mogelijk af staan van de qibla-richting. Maar bijvoorbeeld de aflegkamer voor de doden moet weer juist wèl richting Mekka zijn gesitueerd. Dat is een sobere ruimte, met een stalen tafel waarop het lijk wordt gewassen en in doeken gewikkeld. Die ruimte moet altijd een rechtstreekse toegang van buiten kennen. Het belangrijkste verschil tussen moskeeën hier en in de thuislanden is denk ik het bestaan van winkeltjes. Die zijn er om de exploitatiekosten te dekken zodat met dat geld het gebouw weer mooier kan worden gemaakt of de imam kan worden betaald. En meer nog dan in de thuislanden geldt de moskee hier als ontmoetingsplek.

Er is een devies in de islam: wie een huis voor Allah bouwt op aarde, voor hem bouwt Allah een goede plek in de hemel. In de tijd van de Profeet – zesde eeuw na Christus – zijn om die reden veel moskeeën gebouwd. Daarom is het mogelijk om vaak snel een sponsor te vinden in bijvoorbeeld de Emiraten of Saoedi-Arabië. Ik vind zelf ook dat je bij het bouwen van een moskee een voorsprong hebt als je moslim bent. Je moet je toch heel goed kunnen inleven in de gebruiken. Probleem is dat er niet voldoende ontwerpers zijn in Nederland. Daarom wordt nog wel ‘ns uitgeweken naar een niet-islamitische architect.

Er is tot nu toe één van mijn ontwerpen gerealiseerd, de El hak-moskee in Dronten, zij het dat de meest beeldbepalende elementen van het exterieur nog moeten worden gebouwd. De minaret moet nog geplaatst worden en de koepel is nu even op de lange baan geschoven. Er is nog geen geld voor.’

De Plantage, november 1999