Tomoyo, voluit Tomoyo Ogawa, is een Japanse B-filmactrice. Ze is niet knap en haar leven is niet bijzonder geslaagd. Bovendien is ze vrijwel alles behalve wat ze in Japan verwachten van een vrouw. Ze houdt van een borrel, slaapt met meisjes, speelt mee in een pornofilm, verveelt zich vaak te pletter, houdt van Funniest home videos, ze is grof in de mond en van kinderen moet ze niets hebben. En ze is het vaste personage van de Nederlandse striptekenaar Mark Hendriks (Oudekerk aan de Amstel, 1971).

De naam Tomoyo (met de klemtoon op de eerste lettergreep) ontleende Hendriks aan een Japans meisje met wie hij correspondeerde voor een middelbare school-project in Winschoten. De correspondentie met de real life Tomoyo is inmiddels doodgebloed, maar hij schrijft nog wel met twee andere Japanse vriendinnen, Fumiyo en Assami. Op Fumiyo was hij zelfs een tijdje verliefd. ‘Dat gaat heel makkelijk. Ze was mijn ultieme geisha. Voor haar zal ik de blanke ridder op het paard zijn geweest’. De liefde bekoelde toen hij haar zijn strips toezond. Het had allemaal niets met Japan te maken, schreef ze. Ze was een beetje beledigd omdat Tomoyo volgens haar veel meer op een Chinese leek. ‘Dat wordt daar heel hoog opgenomen. Chinees aan Tomoyo vond ze vooral haar spleetogen. Wij Nederlanders vinden dat ook Japanners spleetogen hebben, maar daar denken ze zelf heel anders over. Kijk maar naar hoe ze zichzelf afbeelden in die manga-strips: met van die grote ogen’.

Het afgelopen jaar maakte Mark Hendriks snel naam met strips waarin soms een of meer pagina’s lang een verstild moment in striptekeningen is gevangen. Strips waarin soms een pagina lang de stilte overheerst, dat zie je niet vaak. ‘Ik wil niet te veel tekst per ballonnetje, daar had ik zelf vroeger als striplezer al een pesthekel aan. In Nederland heerst te veel een tekstcultuur. Je moet vooral de handelingen laten zien.’ Hoe banaal en melig soms ook, het zijn – om het deftig te zeggen – wat de vorm betreft echte beeldromans. Van een verhaal met een kop en een staart is geen sprake. Zijn werkwijze illustreert dat. In het geval van Hong Kong lovestory was bijvoorbeeld de laatste pagina als eerste klaar. ‘Ik hoefde daar dus alleen maar naar toe te werken’. Zojuist verscheen Geen liefde zonder tranen, zijn lijvigste album tot dusver, waaraan hij een jaar werkte, zo intensief dat hij zelfs problemen kreeg met zijn gezichtsvermogen. Het is opnieuw een strip in de Tomoyo-reeks, maar het boek speelt zich nu eens niet af in Japan, maar in Vietnam, tijdens de oorlog aldaar. Tomoyo heet hier Loan, en haar vriendin is Mulahn (ontleend aan het Chinese meisje Mulan uit de Disney-films). De twee vriendinnen zijn Vietcong-strijdsters. Geen liefde is eigenlijk voor het eerst een redelijk vrolijk boek, over verliefde meisjes.

Onder het huis van Hendriks en zijn vriendin Maaike Hartjes – bij stripliefhebbers bekend van haar autobiografische Maaikes dagboekjes – is het atelier gevestigd van striptekenstudio De zwarte handel, een maatschap waarin zes striptekenaars zijn verenigd. Het schooltafeltje waaraan Mark Hendriks tekent kocht hij voor 25 gulden uit de inboedel van een opgedoekte MTS. Zijn woning staat en hangt vol met zelfgemaakte Tomoyo-parafernalia en speelgoed, vooral waterpistolen. Pronkstuk in de verzameling is een piratenschip van Playmobil. ‘Wilde ik vroeger al hebben. Toen zat het er niet in, dus heb ik het nu zelf maar gekocht’. Om een uur of één, twee uur ’s middags begint hij met werken. ‘Als ik op dreef ben ga ik tot in de kleine uurtjes door. Mezelf streng toespreken hoef ik niet; ik werk hard omdat ik het leuk vind, niet uit opgelegde discipline. Meestal heb ik harde muziek opstaan. Extreme, industriële noise. Gek genoeg inspireert die muziek me. De sfeer in mijn boeken is die van verveling, van rondhangen, van vreugdeloze seks ook. Mijn nieuwe boek heeft ook iets smartlapperigs. Het gaat over trouw, ontrouw en hoop. Iemand die – naast mijn vriendin natuurlijk – verwant is, is Barbara Stok. Ook haar strips gaan over lamlendigheid, uitgaan en seks’.

Sinds 1991 verschijnt het werk van Mark Hendriks, die studeerde aan de Vrije Tekenacademie in Amsterdam en de Minerva Academie in Groningen, in het zogeheten small press-circuit. Stripbladen met kleine oplages, zoals Zone 5300 en Incognito. Zijn strips uit de begintijd gingen vaak over piloten. Jarenlang gaf hij er de voorkeur aan om vliegtuigen te tekenen, geen mensen. Eind 1994 begon hij met de eerste Tomoyo-verhalen. Een jaar later al verscheen het eerste album, waarvoor hij de VSB Aanmoedigingsprijs ontving. Zijn laatste albums zijn verschenen bij Oog & Blik. Voor Hong Kong love story (1999) en Ikayaki (2000) werd hij vorige week gelauwerd tijdens de Stripdagen in Den Bosch. Hij blijkt de prijsuitreiking ‘heel deprimerend’ te hebben gevonden. ‘Het is allemaal nogal knullig. Ik houd ook niet van het signeren voor stripjunks. Ik heb vroeger lang genoeg in een stripspeciaalzaak gewerkt om een hekel aan die wereld te krijgen. Komt zo’n uitgever op het slimme idee om alle avonturen van Eric de Noorman nog maar weer eens opnieuw uit te brengen, ditmaal in een rood lederen kaft, en já hoor, al die verzamelaars – nerds van het ergste soort – kopen het braaf’. De vandaag de dag veelgenoemde Robert Crumb is ook al geen held van Hendriks. ‘Vreselijk, totaal overschat. Echt zo’n underground-tekenaar van wie men het hip vindt om hem goed te vinden. Ik hou ook helemaal niet van die priegelige, modderige tekenstijl. Wat zeg ik, ik hou helemaal niet van strips’. Gezien zijn voorliefde voor een Aziatische colour locale zou je misschien verwachten dat hij van manga zou houden, de populaire gewelddadige en soms pornografische strips die halverwege de jaren negentig hier in West-Europa een regelrechte hype vormden. Maar ook dat is niet het geval. ‘Ik heb er helemaal niks mee’. Een uitzondering op zijn afkeer van strips vormen ‘Chinese Mao-strips’. ‘Prachtig – al die arbeiders en boeren met gebalde vuisten, van onderen af gezien, de benen een tikje wijd, zodat ze er nog nèt iets heldhaftiger uit zien. Het mooie is dat die tekenaars zo veel weglaten. De helft zie je niet. Alleen wat er echt toe doet wordt in beeld gebracht. Zo teken ik zelf ook. Strips waarin ook de achtergrond heel gedetailleerd in de klare lijn-stijl wordt getekend zijn mij een gruwel. Die Sjef van Oekel-strips van Theo van de Boogaard, of Joost Swarte, Peter van Dongen… Mensen vinden dat dan leuk, al dat gefriemel op de achtergrond met die tot in de puntjes getekende bouwwerken, maar ik heb altijd het idee dat ik naar kleurplaten zit te kijken. Juist omdat ze zo precies en zo netjes zijn vind ik ze niet sterk. Ze missen vaak dieptewerking, perspectief. Als je met een vage achtergrond werkt kun je je veel beter focussen op de essentie. Al in mijn eerste strips, eind jaren zeventig, zie je alleen een poppetje. Op de achtergrond staat één streep die de horizon verbeeldt.’

In de visie van Hendriks mag een striptekenaar gerust kopiëren, dat wil zeggen plaatjes overtrekken. Zelf trekt hij bijvoorbeeld vaak vliegtuigen en auto’s over. hij heeft ook een hele verzameling modelbouw-catalogi om uit over te trekken. ‘Maar als ik iets kopieer stop ik er altijd bewust schoonheidsfoutjes in, alsof het niet goed is nagetekend, zoals een extra lijn in een Mercedes die een auto-liefhebber direct zal opvallen’. Een goed voorbeeld van het overtrekken is een ingescande foto van Nagasaki, die Hendriks als decor in Ikayaki gebruikt. Soms zijn de decors ook gebaseerd op Japanse prenten. Het beeld waarop Tomoyo aan de kade over het water uitkijkt, is ontleend aan een fotoboek over Japan van Ed van der Elsken. Aanvankelijk deed Hendriks’ werk denken aan dat van de Italiaan Hugo Pratt, bekend van de Corto Maltese-strips. In één opzicht is hij nog steeds aan hem verwant: het gebruik van leegte in de vertelling. Personages staren soms plaatjes lang in stilzwijgen in de verte, terwijl de kale achtergrond alle ruimte laat voor een trage voortgang. Een striprecensent schreef: ‘Het sterke van de ‘lege’ vertelwijze van Hendriks is dat het zo fraai de pointe-loosheid van zijn verhalen versterkt. Het boek is opgedeeld in fragmenten die zomaar ergens lijken te beginnen en even onverhoeds eindigen’. Van zijn vroegere voorbeeld Pratt moet Hendriks tegenwoordig ook al weinig meer hebben. ‘Er is zo veel dat me stoort. Komt er een driejarig kind in zo’n verhaal voor, dan praat het met de wijsheid van een tachtigjarige. En dat heeft dan weer met voodoo of iets dergelijks te maken. Wat een onzin’. In Geen liefde zonder tranen komt een personage voor dat sterk doet denken aan Pratts personage Corto Maltese. In het verhaal wordt deze Corto-figuur afgeslacht door Tomoyo. ‘Dat stoort me ook zo in het werk van Pratt, de totale afwezigheid van humor. ik hou van subtiele humor, niet van lolbroekerij. Bij Pratt valt niets te lachen, bij andere strips is het juist weer verplicht. En dat is eigenlijk nog erger. Verschrikkelijk zijn de echte gag-strips, met van die over een hele pagina uitgesmeerde grappen met rechts onderin de clou’.

Hendriks’ strips spelen zich af in een denkbeeldig Japan, maar de Japanse cultuur zit de personages niet in de genen. Sterker, de communicatie tussen de karakters is onmiskenbaar Nederlands. ‘Ik tegen geen Japanse strips,’ zegt Hendriks. ‘In mijn strips heb ik mijn eigen Japan gecrëëerd. Ik ben ook nog nooit in Japan geweest. Het heeft een tijd hoog op m’n verlanglijstje gestaan, nu weet ik het niet zo zeker meer. Het zou vreselijk kunnen tegenvallen’. Liever laaft hij zich aan Japanse films. Op de achterkant van de albums staan zogenaamde Action Figures. Bijvoorbeeld Tomoyo in Garoski High-school outfit with free chewing gum. Hoewel je ze in werkelijkheid niet kunt bestellen bestaan ze wel degelijk echt, zij het in unica. Het zijn poppen die Hendriks zelf vervaardigt, inclusief de kleertjes. Er is een Tomoyo in bruidsjurk, met bijgeleverde tampon en condoom, en zelfs een Tomoyo in de vorm van een zweefvliegtuigje. Dan is er ook nog een Tomoyo sushi-pakket, bestaande uit een plastic vis ook wasabi, kikkoman-saus en eetstokjes. Wie denkt dat Hendriks de artikelen op de markt wil brengen komt bedrogen uit. Het is een parodie, bedoeld als kritiek op het fenomeen merchandising.

Er wordt in de stripwereld tegenwoordig wel vaker gesproken van beeldromans. ‘Het is een luxe-term voor strips, persoonlijk vind ik het een beetje dikdoenerij. Het heeft er denk ik mee te maken dat er een hele golf aan nieuwe Nederlandse tekenaars is opgestaan. Wat ons bindt is de totale vrijheid. We vertellen gewoon het verhaal dat we willen vertellen, zonder in vaste patronen te denken, in afleveringen. Strips waren voorheen toch vaak invuloefeningen; je had een paar personages met hun vaste nukken en die beleefden dan iedere keer weer een ander avontuur. In mijn strips is er geen sprake van avonturen, alleen van een bepaalde sfeer’.

De albums mogen dan geen helder omlijnd plot kennen, terugkerende thema’s zijn er wel. De apathische consumptiemaatschappij bijvoorbeeld, waarin personages hun tijd doden met het kijken naar geestdodende programma’s als Amazing discoveries en Co-driver, instant-maaltijden eten, klinische seks bedrijven en spelen met een tamagotchi. ‘Ik heb het vroeger wel gedaan, dat echte plotten, maar ik vond het strontvervelend. Als het verhaal er al is, heeft het tekenen ervan voor mij geen spanning meer. Ik wil ook zelf verrast worden. Ik ga zitten en ik zie wel hoe het verhaal zich ontwikkelt. Die eerste tekeningen zijn niet noodzakelijkerwijs het begin. Ik geloof trouwens wel dat mijn nieuwe album iets meer van een verhaal weg heeft dan de vorige albums. Van echte plots houd ik niet. Ik hou er niet van wanneer je als lezer een raadsel moet oplossen. Wie heeft het gedaan? Of: loopt het slecht af? Het kleine rode draadje in Geen liefde zonder tranen is dat Loan haar geliefde weer wil zien, een Zuid-Vietnamese soldaat. Misschien dat je daar als lezer benieuwd naar bent, naar de vraag of ze elkaar uiteindelijk vinden. Wie denkt dat ik met Tomoyo klaar ben, vergist zich. Ik zal alvast verklappen hoe ik me uit de situatie red dat ze in Geen liefde maar tranen plots tijdens de oorlog in Vietnam leeft en Loan heet. In mijn nieuwe boek zal blijken dat het een film is geweest waarin Tomoyo speelt. Ik laat Tomoyo niet vallen, ben je gek. Ik moet er niet aan denken me een heel nieuw personage eigen te maken. Dat Tomoyo milder is geworden, ligt volledig aan mij. Ik zit zelf lekkerder in m’n vel dan een paar jaar geleden. Ik heb nu een lieve vriendin en een lief konijn’.

Door de albums heen maakt Tomoyo een verandering door. Waar ze eerder nog zichzelf vervloekte als ze zich weer eens had laten verleiden tot een kortstondige affaire, is ze nu bijna wanhopig op zoek naar een langdurige relatie. In Geen liefde zonder tranen is ze bovendien minder nukkig en nors dan we van haar gewend zijn. Volgens Mark Hendriks is Tomoyo ‘te cynisch’ om in te zien dat haar leven vol tegenslag zit. Soms dagdroomt ze over marsmannetjes die haar troosten. ‘Misschien,’ zegt haar schepper, ‘misschien mag ze van mij wel niet echt gelukkig worden’.

De Plantage, oktober 2000