Ook Anton Corbijn (1955), ‘s werelds meest gevraagde popfotograaf, is klein begonnen. Om dichter bij het podium te komen, leende hij als scholier de camera van zijn vader voor een kiekje tijdens een concert. Als fotograaf van OOR en later de Engelse New Musical Express reisde hij met journalisten mee om in twee, drie minuten Dat Ene Moment vast te leggen. Tegenwoordig vliegen de opdrachten hem om de oren, waardoor hij zich vaak genoodzaakt ziet de boot af te houden. Ondanks zijn succes en aanzienlijke staat van dienst, is Anton Corbijn zich in zijn werk steeds meer gaan toeleggen op eenvoud. Daarbij heeft de fotograaf zijn blikveld de afgelopen jaren behoorlijk verruimd. Zijn nieuwe boek, Star Trak, wordt niet alleen door popmuzikanten bevolkt, maar ook door schrijvers, acteurs, regisseurs en modellen. Maar wie denkt dat de fotograaf zich in steeds meer bochten zal wringen om te voorkomen dat de bron uitdroogt, heeft het mis. Corbijn bezint zich op zijn volgende zet en twijfelt er zelfs aan of die wel direct met fotografie te maken zal hebben.

Star Trak is een kloek boekwerk vol iconen uit de popcultuur (in de meest ruime zin van het woord). ‘Bij de twee vorige bundels ging het om een verzameling foto’s die ik had liggen en waarvan ik het een aardig idee vond ze samen te brengen in een boek,’ zegt hij. ‘Nu werkte het eigenlijk andersom: bij elke foto die ik de afgelopen jaren heb gemaakt, had ik het boek in mijn achterhoofd. Het doel was het boek.’ Stad en land reisde hij de afgelopen zes jaar af met een Hasselblad-camera. Nieuwe sterren en culthelden dienden zich in die periode aan (regisseur Quentin Tarantino, de broers Gallagher van de popgroep Oasis, fotomodel Naomi Campbell) en onderwijl wist hij ook een aantal grote namen van zijn denkbeeldige verlanglijst af te strepen, zoals Frank Sinatra en Bob Dylan (de laatste had hij al twintig jaar willen strikken). Allen zijn ze door hem vereeuwigd in een vierkant, meestal zwartwit portret.

Zijn expressionistische foto’s zijn geroemd vanwege hun uitgewogenheid in compositie en hun gebrek aan glamour. Zijn foto van Marianne Faithfull toont haar in een zwarte beha, ‘s ochtends aan het ontbijt met het eerste sigaretje, vermoedelijk na een woelige nacht. Luciano Pavarotti kijkt bij Corbijn als een duistere woesteling in de lens. Het zijn maar twee lukrake voorbeelden van foto’s die de potentie hebben uit te groeien tot de meest karakteristieke in hun genre, zoals eerder gebeurde met bijvoorbeeld zijn foto’s van David Bowie in een witte lendendoek en Miles Davis met zijn handen uitgestrekt voor zijn mond.

Een Corbijnfoto is doorgaans sober, intiem en gevat in schaduw. De grove korrel die de fotograaf gebruikt geeft zijn foto’s een kwaliteit die je ‘atmosferisch’ zou kunnen noemen, soms melancholisch. Het zijn geposeerde portretten, maar zonder opsmuk. In de jaren tachtig was het gezicht van Corbijns geportretteerden soms niet duidelijk te herkennen omdat hij focuste op de lichtval, of op de achtergrond. Alsof de fotograaf, die het – meestal nogal desolate – landschap wilde fotograferen, gehinderd werd door een personage dat plots voor de camera opdook. Corbijn hield ervan de ‘andere kant’ van een beroemdheid te vatten in een foto, meestal de donkere kant. Hij werkte vanuit de overtuiging dat een imago er vooral is om door te prikken. Dat idee heeft hij allengs laten varen. Op de foto’s in zijn nieuwe boek is hij er niet meer zo geforceerd op uit iets van iemand te onthúllen.

Corbijn: ‘Vooral in retrospectief zie ik dat ik daar vroeger vaak op uit was. Ik neig nogal snel naar moralisme, wat ongetwijfeld met mijn calvinistische achtergrond te maken heeft. (Hij groeide op in een domineesgezin in Groningen, MS). Ik sta als buitengewoon serieus te boek, maar ik ben denk ik veel speelser dan mensen willen geloven. Ik geloof dat mijn foto’s hun kracht nu vooral aan hun directheid ontlenen. Juist nu ik me financieel zo veel technisch vernuft zou kunnen permitteren als ik wil, gebruik ik hoe langer hoe minder middelen. Daarin voel ik me echt een fotograaf van deze tijd. Ik voel me nog steeds een undergroundfotograaf, maar de toegankelijkheid is vergroot. Waar alles in de jaren tachtig toch een beetje gehuld was in neveligheid, is het nu opener, helderder. Ook noodgedwongen, hoor: in een tijd waarin alles al gedaan is ben je gedwongen je volledig op je onderwerp te concentreren.’

Corbijn, die in 1979 naar Londen trok omdat popmuziek er zoals hij graag zegt ‘meer geïntegreerd is in het leven’, heeft ze allemaal gehad, van Kurt Cobain tot Van Morrison, van Tom Jones tot Frank Zappa, van Tom Waits tot Bryan Adams. Je zou denken dat hij zo langzamerhand door het arsenaal heen raakt. ‘Dat houdt me niet zo bezig. Met Michael Stipe bijvoorbeeld, de zanger van R.E.M., heb ik al tien sessies gedaan. Foto’s bij een fontein in Rome, foto’s in de zee, naaktfoto’s. Je krijgt steeds meer toegang tot zo iemand, kunt meer aan hen vragen en zij op hun beurt krijgen meer voeling met wat ik verlang. Met U2 idem dito. Het is overigens ook meegenomen dat zo’n groep vaak van look verandert. Herhaling ligt dan niet zo snel op de loer.’

In sommige gevallen verwordt Corbijn bij tijd en wijle tot het ‘extra groepslid, dat verantwoordelijk is voor alle visuele uitingen’. Het geldt met name voor Depeche Mode, maar ook voor U2 (waarmee hij zojuist weer een uitgebreide sessie heeft gedaan, ter ondersteuning van hun nieuwe cd). Als hij de tijd en ruimte heeft werkt hij graag dicht op hun huid. In die zin voelt hij zich schatplichtig aan fotografen als Elliott Landy en Michael Cooper, die in de jaren zestig registreerden hoe muzikanten van dag tot dag leven. ‘Helaas is dat in deze tijd een luxe’.

Sinds het begin van de jaren tachtig combineert Corbijn zijn fotografie met het maken van videoclips. Hij maakte markante video’s voor bands als Nirvana, Depeche Mode, U2 en de Red Hot Chili Peppers. Generaliserend gesproken zijn ze topzwaar van symboliek, maar als je hem daarop wijst haalt hij zijn schouders liever op. ‘Het is allemaal intuïtiever dan het oogt, ik gebruik geen storyboards.’ Van de videobranche heeft hij een beetje zijn bekomst. ‘Elke video die je maakt komt vroeg of laat op MTV terecht en ik heb de laatste tijd veel last van die onzinnige Amerikaanse censuur. Elke clip moet voor een twaalfjarige door de beugel kunnen. Ik had een clip gemaakt voor Delia’s gone van Johnny Cash, waarin je Kate Moss vastgebonden en in een graf ziet liggen. Dat kon niet, het was te aanstootgevend. Ze suggereren daarmee dat ik op het effect werk, terwijl ik die symboliek of hoe je het ook wil noemen altijd gebruik in relatie tot het gedachtegoed van de artiest of de tekst. Het absurde is dat die Nirvana-video (Heartshaped Box) waarin foetussen aan bomen hangen en een bijna-naakte man aan het kruis is gespijkerd, weer wèl werd getoond. Zodra je er op de een of andere manier een positieve toon aan geeft, zoals in dit geval dat het in kleur is gedraaid of dat er mensen in voorkomen die glimlachen, zien ze de rest niet meer. Kun je nagaan hoe dat werkt.’ Corbijn heeft nog een aantal afspraken voor video’s lopen, maar wil zich de komende tijd bezinnen op de vraag of hij ze zal blijven maken.

Dat geldt eveneens voor zijn vermaarde fotografie. ‘Ik voel dat ik iets anders moet doen, maar de tijd ontbreekt me om er fatsoenlijk over na te denken. Ik heb het zo ongelooflijk druk dat ik toe ben aan frisse lucht. Vooral in Amerika zie je dat patroon van fotografen die een succesvolle stijl hebben gevonden en zich, eenmaal op die positie beland, tot in lengte van dagen blijven herhalen. Denk maar aan Herb Ritts of Annie Leibovitz. Ik zie dat als een doodlopende weg. Ik weet dat mijn stijl niet snel vast zal roesten, vooral omdat ik nóóit in een studio werk, maar ik heb toch het idee dat ik eens iets anders moet doen. Sinds ik vorig jaar voor het eerst een korte documentaire heb gemaakt voor de BBC waarin muziek niet bepalend is (Some yoyo stuff over de schilder Don van Vliet, voorheen bekend als Captain Beefheart) speel ik met het idee verder te experimenteren met het medium film. Een speelfilm wellicht, waarvoor ik dan liefst zelf het scenario schrijf’.

Wie speelt in zo’n film in godsnaam de hoofdrol, wie schrijft de muziek? Hij heeft er nog niet over nagedacht, maar het is een understatement te stellen dat Corbijn een florissant netwerk heeft opgebouwd. Hij zal het al vaak gehoord hebben: hij is, hoezeer hij het idee ook hekelt, net als de meeste van zijn objecten een ster geworden.

Recentelijk, bij de opening van een tentoonstelling in Amsterdam, gaf de Ierse zanger Gavin Friday aan hoe het werkt: als je als tiener bij een artikel de meest prachtige foto’s ziet staan van je zojuist verworven idolen, dan kijk je ook verlekkerd naar die lettertjes onder de foto: Anton Corbijn. Die man wordt dan óók een held. Gavin Friday refereerde aan Corbijns foto’s van Joy Division, eind jaren zeventig. De fotograaf, die naast hem stond, deinsde verlegen lachend achteruit. Een camera was toen goed van pas gekomen.

Utrechts Nieuwsblad, 22 juni 1996.