Achter het rustieke, Middeleeuwse Pieterskerkhof in Utrecht ligt een blauw-grijs gestreepte bunker verscholen. Het is een persoonlijk bastion, een veilige cocon van steen, beton en glas van de architect Mart van Schijndel (1943). Van het leven in de binnenstad wilde hij de lusten, maar niet de lasten. Zijn woonhuis is voor de voorbijganger onzichtbaar, maar sinds kort met het plein verbonden via zijn meest recente project: een viertal appartementen met een monumentale voorgevel, opgeleverd in december. De gevel heeft een eigentijds smoel, maar vloekt niet met zijn omgeving. Het is een goed voorbeeld van Van Schijndels specialisatie: architectuur met een hedendaagse vormgeving, in een historische context.
Op steenworp afstand van zijn woonhuis, in architectuurcentrum Aorta, heeft de architect nu een tentoonstelling ingericht. In/Tussen is geen chronologisch overzicht van zijn oeuvre, eerder een educatieve uiteenzetting van zijn werkwijze en ideeën. Van Schijndel koppelde elf zelfgekozen thema’s aan foto’s en schetsen van zijn meest bekende gebouwen, zoals het kantoorgebouw van Lumiance in Haarlem, het Koorenhuis in Den Haag, het kantoor van Oudhof Effecten in Amsterdam, het LOKV-gebouw en het Centraal Museum in Utrecht. Zo illustreert het door glazen bouwstenen en pasteltinten gedomineerde gebouw voor NIVEL in Utrecht hier Van Schijndels thema ‘traditie-technologie’, en de nieuwe vleugel van het Centraal Museum het thema ‘symmetrie-asymmetrie’. Het werkt als een puzzle: het kan soms even duren eer het verband tussen thema en gebouw duidelijk is. De expositie is daarmee (voor niet-architecten) niet de meest toegankelijke.
Naast de panelen met foto’s worden Van Schijndels meubels en verlichtingsarmaturen getoond, waaronder kunststof-meubels uit de jaren ‘60, een wandlamp in origami-techniek en de beroemde Delta-vaas (1981), die in menige museumcollectie is vertegenwoordigd. Drie aaneen gelijmde plaatjes van ontspiegeld glas, dat is alles. Een vaas waarin de bloemen zich door de vorm vanzelf schikken. Die geometrische eenvoud is Van Schijndels meest fundamentele gereedschap. Geconcentreerd en helder moet alles zijn, maar niet kaal.
Tekenend voor zijn stijl (hij spreekt zelf liever van ‘handschrift’) is het idee dat alle overdaad schaadt, maar dat armzaligheid misschien nog wel erger is. Zijn gebouwen zijn doorgaans lucide en eenvoudig, maar nooit monotoon, laat staan naargeestig. Zuilen, timpanen en vooral mediterrane kleuren geven het werk vaak een aangename elegantie. Decoratie is voor Van Schijndel geen taboe, en alle mogelijke materialen kunnen, als het budget toereikend is, daarbij worden gebruikt. Postmodern zou je zijn werk kunnen noemen, maar hij noemt zichzelf liever een ‘frivool functionalist’.
Van Schijndel: ‘Ik ben de laatste jaren wat makkelijker geworden, minder streng voor mezelf. Ik laat me ook sneller beïnvloeden. Misschien is het luiheid, maar ik werk het liefst in een bestaande context, zoals bijvoorbeeld op het Pieterskerkhof. Geheel vanuit het niets in de polder iets ontwerpen is een verschrikking. Bij die panden op historische plekken krijg je zo ontzettend veel aangereikt dat stimuleert en je op ideeën brengt.’ Een voorbeeld: op de plek van de appartementen aan het Pieterskerkhof stond eerst een glaspakhuis. Het timpaan dat de voorgevel nu siert was eigenlijk al in de bestaande gevel aanwezig. ‘Het schuine dakkapelletje had een verlengstuk, waardoor het mij aan een timpaan deed denken. Door zelf een modern timpaan in de gevel te verwerken ontstaat een optelsom van verschillende verledens.’
Centraal op de tentoonstelling staat het begrip ruimte, waarbij de architect een onderscheid maakt tussen ‘room’ en ‘space’. Room is de statische, begrensde ruimte, space is de onbepaalde, ongevormde ruimte. Room wordt omgeven door muren (ruimtevormend), space door wanden (ruimtescheidend). Het is pas sinds het modernisme, sinds mensen als Frank Lloyd Wright en Rietveld, zegt Van Schijndel, dat de ongevormde ruimte een rol is gaan spelen in de architectuur. Het Rietveld-huis bestaat op deze manier uit ‘space’, omdat er in strikte zin geen binnen en geen buiten is. Van Schijndel, die zich ‘een ouderwets architect met een modern palet’ noemt, wil in sommige van zijn ontwerpen room en space combineren: de buitenruimte moet het karakter van een binnenruimte hebben, en vice versa. Maar uiteindelijk overheerst bij hem altijd de begrensde ruimte.
De titel In/Tussen verwijst niet alleen naar verschillende soorten ruimtes, maar ook naar de geschiedenis van de Nederlandse architectuur. Van Schijndel: ‘Nederland heeft nooit grote architecten voortgebracht, geen Bernini’s of Michelangelo’s. We zijn – vooral sinds Aldo van Eyck – groot in het kleine, het informele, het maken van de juiste humanistische overgangen. Nederlandse architecten hebben geen hemelbestormende concepten, ze geven hooguit het gebruik van een gebouw vorm, de humanitaire aspecten. Rietveld zei: er zijn drie hoofdzaken in de architectuur: in (het interieur), om (wat je ziet als je van buiten naar de massa kijkt) en tussen (tussen de objecten). Vanuit die verdeling beredeneerd is Nederland groot in ‘tussen’. ‘
Van Schijndel is in de expositie helaas karig met maquettes, terwijl die over het algemeen – eerder dan foto’s – de organisatie van een gebouw verduidelijken. ‘De meeste maquettes die ik heb zijn studie-maquettes die verstoft op een zolder liggen, dus die lenen zich er niet voor’. Gevolg is dat hij zich vrijwel geheel beperkt tot foto’s van gerealiseerde projecten.
Verhelderend is de video over zijn woonhuis, waarin de architect op een speelse manier uitlegt hoe hij tijdens het ontwerpen steeds weer zoekt naar legitimaties om iets wat krom is recht te maken, of om te experimenteren. Een anti-perspectivische ruimte krijgt een kleurperspectief met blauwe zwemen om ruimte te suggereren, de patio komt vanwege de lage zonnestand in Nederland niet in het midden, maar aan de zijkant. De ramen en deuren in zijn huis hebben geen scharnieren, maar draaien op siliconenkit.
Het woonhuis krijgt in Aorta de meeste aandacht, niet omdat Van Schijndel het ontwerp als de kroon op zijn werk beschouwt, maar als aardige geste in de richting van het gemeentebestuur, dat hem voor het ontwerp de Rietveldprijs 1995 overhandigde. Als hoogtepunten wijst hij zelf eerder het Centraal Museum aan en het FSB-laboratorium op de Uithof (ook wel ‘de landbouwschuur’ genoemd), omdat ‘alle ambities die ik daarbij had zijn verwezenlijkt. Dat is uitzonderlijk. Daarbij is het na al die jaren, ondanks intensief gebruik, nog steeds prachtig. Alles wordt keurig bijgehouden, er is geen graffiti, er zijn geen inktkrassen of ingebrande sigaretten’.
Collega Jo Coenen riep vorig jaar een actie in het leven, als protest tegen de tanende rol van de architect. Van Schijndel tekende direct. ‘Bouwadviesbureau’s en projectontwikkelaars krijgen in deze tijd de grootste stem. De nieuwe generatie architecten weet niet beter, wordt voor die situatie klaargestoomd. Het vak, het ambacht is volledig uitgehold. Van de architect wordt hoe langer hoe meer verwacht dat hij zich met kleurtjes, vormpjes en verhoudinkjes bezighoudt, in plaats van een integrale visie ten toon te spreiden.’ Van Schijndel is de eerste om te erkennen dat zijn visie niet zaligmakend hoeft te zijn, of de enig juiste. Het eerste wat de bezoeker van de expositie daarom te zien krijgt is een foto van een taoïstische abt, die in een tempel in Kyoto ‘de oceaan van het niets aanharkt’. Van Schijndel: ‘Het taoïsme is de leer van het niets. In de tuin waar die monnik harkt liggen 13 keien, maar waar je ook kijkt, je kunt er maar 12 zien. Waarmee bedoeld wordt: de wereld is nooit in z’n geheel te bevatten, hoe oud en wijs je ook wordt. Die monnik hangt er omdat ik niet hou van moralisten en ethici. Ik hou meer van predikers, van boodschappers, mensen die vanuit hun overtuiging aangeven: zo zou je het kunnen doen, in plaats van: dit is het juiste.’
‘In/Tussen’, een momentopname tussen traditie en vernieuwing, Architectuurcentrum Aorta, Achter de Dom 14 in Utrecht, tot en met 11 september. Openingstijden: van dinsdag tot en met zaterdag, 10.00 tot 17.00 en op zondag van 13.00 tot 17.00 uur. Op 20 augustus geeft Mart van Schijndel om 20.15 uur een lezing in Aorta, getiteld ‘De ruimte omkaderd’.
Utrechts Nieuwsblad, 14 augustus 1996.