Het valt moeilijk te ontkennen: de Nederlandse filmcultuur is weinig bloeiend. Aan plannen geen gebrek, maar ze komen maar al te vaak op een stoffige plank te liggen. Een geldkwestie, natuurlijk. Regisseurs voelen zich gedwongen te emigreren of zich op het medium televisie te storten. En toch, na zich veelvuldig en vooral moeizaam een weg gebaand te hebben langs commissies en geldschieters, blijken de Nederlandse filmmakers elk jaar wel weer met een gevarieerd aanbod op de proppen te komen. Hoe staat het ervoor met Nederland Filmland en wat staat er zoal op stapel? Een vooruitblik.
‘Een malaise-periode als de afgelopen tien jaar is een positieve prikkel om zelf een film te gaan maken. Misschien tegen beter weten in, ja.’ Regisseur en scenarist Ab van Ieperen is somber gestemd over de filmpraktijk in Nederland, maar kijkt er niettemin triomfantelijk bij. Van de film, waar hij op doelt, is nu al negen jaar sprake. In de zomer van 1983 was alles tot in de puntjes geregeld: de producent, de cast, de draaiperiode. Over het ‘productioneel debacle’ dat het uiteindelijke filmen toen verhinderde, wil hij niet spreken. Nu staat vast dat de film komend voorjaar zal worden opgenomen, onomwondener en extremer in de emotionele lading dan destijds, en met een cast waar hij trots op is: Willem Nijholt en Pierre Bokma spelen vader en zoon in Identikit, de verfilming van Frans Kellendonks korte roman over de speurtocht van een zoon naar zijn vader, De Nietsnut. Van Ieperen praat met zichtbaar genoegen over zijn project. Hij neemt de tijd om uit te leggen hoe de samenwerking met Kellendonk verliep: ‘Ik kende hem niet, totdat ik een artikel over hem las, met een portretje erbij. Hij was zo mooi. Ik heb impulsief een lange brief aan hem gestuurd, waarin ik hem voorstelde samen een scenario te schrijven’. Na het overlijden van Kellendonk, begin vorig jaar, werd het scenario uit de kast gehaald. Nu heeft het ‘Bijna is het zover’-gevoel zich van hem meester gemaakt. ‘Het maken van een film in Nederland betekent: twee jaar bezig zijn, vernederingen en beledigingen ondergaan van mensen die het voor het zeggen hebben, om vervolgens in een pressure-situatie te komen, waardoor je priveleven op de tocht komt te staan. Je bent niet van deze wereld, als je filmt’.
Van Ieperen is tamelijk bevoorrecht, in die zin dat hij geen broodfilmer is: als filmjournalist is hij al jaren verbonden aan het weekblad Vrij Nederland. Vorig jaar schreef hij daarin: ‘Wie kan zich de emigratiedrang van regisseurs, cameramensen en acteurs niet indenken, wanneer de werkgelegenheid hier blijkt neer te komen op De Gulle Minnaar?’. Een directe verwijzing naar mensen als Paul Verhoeven en Ate de Jong, die ambities hadden die hier ter lande niet of lastig te verwezenlijken zijn. Van Ieperen zelf zegt Hollywood niet als de Olympus te beschouwen. Er worden genoeg goede films gemaakt, al blijft het debuterende talent vooral komen uit de hoek van mensen met een documentaire en ‘kleine’ film-achtergrond (Frouke Fokkema, Rita Horst) en makers van minimal movies (Paul Ruven). De malaise doet zich kortom niet zozeer gelden in het ontbreken van nieuw talent, maar in de eenzijdigheid van het – kleinschalige – aanbod.
Wat de documentaire-achtige films betreft is dit seizoen debutant Hans Heynen iemand om in de gaten te houden. Zijn film Rocking Ramona (over de opkomst van de Indo-rock in de jaren ’50/’60) gaat in de bioscopen draaien. Verder verschijnt de nieuwe film van Johan van der Keuken (titel: Face Value), die een beeld moet schetsen van recente ontwikkelingen in de wereld, varierend van de hervormingen in het Oostblok tot een gesprek met de, inmiddels overleden, fotograaf Ed van der Elsken. Frouke Fokkema, die vorig jaar opzien baarde met haar debuutfilm Kracht, heeft een scenario klaar en is op zoek naar een producent. En dan de minimal movies. Het probleem is vaak dat je snel geneigd bent ze voor lief aan te nemen, omdat ze zo snel en goedkoop zijn opgenomen. Paul Ruven lijkt daarop een uitzondering te zijn; een bijna unaniem bejubelde nieuwkomer, die tijdens zijn opleiding al opzien baarde met How To Survive A Broken Heart en zijn geheel gezongen eindexamenfilm, De Tranen Van Maria Machita. In de bioscoopversie zal deze laatste film gekoppeld worden aan een korte detective, die deze maand wordt opgenomen en waarin Jeroen Krabbé – na zijn buitenlandse succes – weer ‘ns terugkeert op zijn thuisfront. Naast Krabbé spelen in Sahara Sandwich onder meer Willeke van Ammelrooy en Amanda Reddington (videojockey van Super Channel) mee.
De ongekroonde koning van de minimal movies, Pim de las Parra, werkt nog steeds aan zijn niet ophoudende reeks low budget-films (Fred Emmer schijnt gevraagd te zijn voor een rol!). Het is al een tijdje de bedoeling dat hij zich stort in een groter project: de verfilming van Tip Maruggs roman Weekendpelgrimage. Wanneer het daarvan komt, is nog de grote vraag.
Grotere films worden langzamerhand een uitzondering. Er moet al gauw zo’n twee miljoen gulden voor worden opgehoest, terwijl de financieringsbronnen uitdrogen. Scenario’s voor commerciële films moeten door het Productiefonds worden geaccepteerd, de meer kunstzinnige door het Filmfonds. Terwijl WVC onderzoeken inbstelt naar verbeteringen van het subsidiesysteem zijn er voor filmmakers die in Nederland blijven ruwweg twee mogelijkheden: ze gaan in zee met de televisie-omroepen of ze werken aan een co-productie, met een buitenlandse firma. Zo is Van Ieperens eigen Identikit een co-productie van het Nederlandse Shooting Star en een Belgische maatschappij; een verschijnsel dat in de Nederlandse filmwereld hand over hand toeneemt. Sommigen zien dat proces schoorvoetend aan. De Nederlandse film internationaliseert in hoog tempo en het is maar zeer de vraag of de voordelen ervan opwegen tegen de nadelen. Artistieke Euro-films als Eline Vere en Wings Of Fame zijn op de beste momenten een lust voor het oog, maar laten op geen enkele manier zien dat het hier een Nederlands geesteskind betreft. On-Hollands, heet het dan. En inderdaad, van een Nederlandse identiteit is weinig sprake meer.
Productiemaatschappijen als Allarts en First Floor Features zijn directe uitingen van die hang naar het buitenland. Allarts staat vooral in aanzien door de films van haar twee huisregisseurs, de Engelsman Peter Greenaway en de Argentijns-Nederlandse Alejandro Agresti. Greenaways films zijn aangenaam overrompelende parels, en Agresti’s film Secret Wedding was fascinerend, vooral in stilistisch opzicht. Ook dit seizoen zorgen beide regisseurs voor gespreksstof: Greenaways Shakespeare-verfilming Prospero’s Books (Nederlandse acteursdelegatie: Gerard Thoolen en Pierre Bokma) is zojuist verschenen, en Agresti komt niet alleen met zijn nieuwe film Modern Crimes, maar is ook bezig met de opnamen van een Nederlands gesproken komische speelfilm (werktitel: Everyone Wants To Help Ernest) met in de hoofdrol Arjan Ederveen. Agresti schreef zoals gebruikelijk zelf het scenario. Ernest verschijnt in oktober; een andere film van Agresti, waar al langer sprake van is, Pieces Of Love, is nog niet gefinancierd en kan dus nog wel even op zich lasten wachten.
Ook productiemaatschappij First Floor Features heeft alle ingrediënten in huis om tot een acceptabele filmproductie te komen: de virtuositeit van initiatiefnemers Dick Maas en Laurens Geel, technisch vernuft en – sinds maart – een eigen studiocomplex, in Almere. De boosdoener is echter in veel gevallen het uitermate povere scenario dat aan de films ten grondslag ligt. Ze stoelen op veel aantrekkelijke ideeën en effecten maar wekken de indruk dat de verkeerde mensen zorg hebben moeten dragen voor de uitwerking. In veel opzichten vlees noch vis, derhalve. Dick Maas zelf is bezig aan een opvolger van zijn kassucces Flodder, waarin de familie verhuist naar het land van de onbegrensde mogelijkheden (waar de film ook gedeeltelijk wordt opgenomen). Interessanter waarschijnlijk is het andere project dat First Floor het komende seizoen presenteert: de tweede speelfilm van Alex van Warmerdam, De Noorderlingen, die op dit moment wordt opgenomen. Hooggespannen verwachtingen, vooral ook omdat zijn eerste film Abel in positieve zin buiten de boot viel en door de Kring van Nederlandse Filmjournalisten vorig jaar zelfs werd uitgeroepen tot de beste Nederlandse speelfilm van de jaren tachtig.
Een film maken kost behalve geld ook tijd, dat mag duidelijk zijn. Weinig regisseurs kunnen jaarlijks een nieuwe film presenteren. Bij sommige filmmakers heeft dat vooral te maken met een perfectionistische werkwijze (Ben Verbong, Orlow Seunke), anderen zien hun idee uitlopen in een ongewenst lange zwangerschap van enkele jaren. De nodige strubbelingen zijn er bijvoorbeeld geweest bij de productie van De Blauwe Johnsons, een film van producenten Chris Brouwer en Haig Balian. De productionele voorbereidingen waren al gestart, er was al een studio gebouwd, toen bleek dat het scenario toch niet helemaal je-van-het was. De film is begin dit jaar uiteindelijk opgenomen, zij het met een andere regisseur (Rudolf van den Berg) en scenarist (Leon de Winter) dan aanvankelijk de bedoeling was. Een fantasy-thriller met mythische kanten wordt hij genoemd. Fotografe Victoria, gespeeld door Monique van de Ven, en haar dochter Emalee, gespeeld door Esmée de la Bretonniere, worden bedreigd door de nalatenschap van de ‘demonische’ dr. Johnson. Met alle nachtmerries en achtervolgingen van dien. Als het met de montage een beetje wil vlotten gaat de film in december in première.
Boekverfilmingen. Al zolang er films worden gemaakt een heet hangijzer. Te weinig respect, te veel respect. Controverse alom, maar het weerhoudt ambitieuze filmers er niet van een roman in de armen te sluiten. Zo is er al een aantal jaren sprake van de verfilming van Gimmick!, het boek van Joost Zwagerman. Een vrij statische milieuschets van hip Amsterdam; niet echt een boek dat schreeuwt om een verfilming, zou je denken. Bram van Splunteren (tv-programmamaker met een Filmacademie-achtergrond) vertelde me twee jaar geleden dat hij het een heel aardig boek vond en direct ideeën uit was gaan broeden samen met dichter Robert Vernooy.
Als ik Vernooy daar nu over aanspreek, blijken er zowel productie-technische problemen als problemen met het scenario te zijn geweest: ‘Het was vrijwel onmogelijk de karakters op een juiste manier naar voren te laten komen, de juiste conflicten te bedenken. Bovendien waren er problemen met het Productiefonds’. Producent Gijs Versluys blijkt inmiddels contact te hebben gezocht met Theodor Holman en Theo van Gogh. Het gaat snel: Holman valt af wegens tijdgebrek en nalatigheid en Van Goghs nieuwe partner is Joost Zwagerman zelf. ‘Het wordt echt een verfilming naar het boek,’ zegt Versluys, ‘maar verder is er nog heel weinig over te zeggen. Van Gogh en Zwagerman hebben zich op het moment min of meer afgezonderd om zich aan het schrijven te wijden’. Versluys is verder de producent van Heatwave, een thriller met Renee Soutendijk die, in co-productie met een Amerikaanse filmmaatschappij, in het najaar wordt opgenomen. De film, naar een oorspronkelijk scenario van Jean van de Velde, gaat volgend jaar in première.
Een andere boekverfilming, die al in een veel verder stadium verkeert, is Voor Een Verloren Soldaat, naar de autobiografische roman van Rudi van Dantzig (die zelf betrokken was bij de audities). Producent Matthijs van Heijningen, in het verleden al veelvuldig de grote man achter boekverfilmingen, trok Roeland Kerbosch aan voor de regie en – in samenwerking met Don Bloch – voor het scenario. Productiebedrijf Sigma Films is nog weinig scheutig met het geven van informatie, maar duidelijk is dat de opnamen, met onder anderen Jeroen Krabbé, halverwege augustus zijn gestart. De lijst met verfilmde boeken, die het komend seizoen verschijnen, houdt overigens niet op: Daans van Louis Paul Boon, De Tasjesdief van Mieke ten Hooft… Het ligt nu al in de bedoeling de komende jaren verder te verfilmen: De Kip Die Over De Soep Vloog van Frans Pointl, Meeuwen van J. Bernlef en De Derde Persoon van Gouden Strop-winnaar René Appel. De regisseur die zich graag aan dat laatste boek zou willen wagen heet Jan Bosdriesz en was ook betrokken bij twee boekverfilmingen die nog deze maand in première gaan.
Met de handen samengevoegd achter het hoofd kijkt Jan Bosdriesz in de monteerruimte naar scenes uit zijn eerste speelfilm, De Provincie. Ontspannen en geboeid, af en toe toelichtend. ‘Je moet een aantal scenes optellen om de film te begrijpen, er is zo denk ik weinig van te zeggen’. We zien Gijs Scholten van Aschat en Pierre Bokma een beetje bekvechten, en Thom Hoffman achter het stuur, in de nacht: ‘Thom is de figuur met wie de kijker geacht wordt mee te gaan. Behalve de eerste scene is alles vanuit zijn optiek gefilmd’.
Een jaar of zes geleden richtte documentairemaker Bosdriesz zich tot producent Frans Rasker met een voorstel voor een speelfilm. Deze zag daar niks in, maar stelde Bosdriesz voor een boek van Jan Brokken te lezen, waarvan hij de filmrechten had gekocht. Brokken en Bosdriesz schreven een reeks scenario’s, maar het geheel wilde niet van de grond komen, mede doordat slechts driekwart van de financiering rond kwam. Vorig jaar stelde Bosdriesz voor nog één keer een gooi te doen, door het verhaal van De Provincie te koppelen aan een kort verhaal van Brokken, Het Laatste Oordeel. Een nieuwe scenarist stapte erin (Hugo Heinen) en in de uiteindelijke versie keert de journalist uit het verhaal van De Provincie (gespeeld door Thom Hoffman) terug naar zijn geboortedorp Portland, alvorens de moord- waarmee het boek begint – wordt gepleegd. Bosdriesz, die zijn productie omschrijft als ‘een klein verhaal over spijt’, ziet zijn film deze maand de Nederlandse Filmdagen openen.
Een andere film waarbij Bosdriesz vanaf het prille begin betrokken was en die volgens eigen zeggen ‘nogal vlot tot stand is gekomen’ heet De Zondagsjongen, opnieuw een boekverfilming. Samen met regisseur Pieter Verhoeff schreef hij een scenario-bewerking van Cherry Duyns’ gelijknamige roman. ‘We hebben lang met de persoonlijkheid van Duyns moeten worstelen, omdat het een autobiografisch boek is. Een imposante, maar introverte man, die weinig van zichzelf laat zien. In de film loopt nu echt een Duyns-achtige figuur rond’. Nog sterker dan in het boek ligt het accent in de film op nationalisme. Voor het vertelheden is daarom gekozen voor de Europese voetbalkampioenschappen waarbij Nederland in de halve finale moet uitkomen tegen West-Duitsland. De hoofdpersoon zweeft tussen een Duitse en een Nederlandse identiteit en zoekt psychiatrische hulp.
Een film die in twee opzichten op De Provincie lijkt is De Bunker, de nieuwe film van producent Jos van der Linden. Ook bij deze film is er een link met de oorlog (hij gaat over een spectaculaire ontsnapping uit een doorgangskamp in Amersfoort) en bovendien gaat ook hier de belangrijkste rol naar Thom Hoffman. Scenarist Gerard Soeteman speelde al jaren met het idee een film over de gebeurtenissen in Amersfoort te maken. De opnamen vinden plaats in december en januari.
De laatste drie films zijn een puur Nederlandse aangelegenheid. ‘Ik geloof niet in co-producties als Eline Vere,’ zegt Bosdriesz. ‘Ik had tijdens de opnamen van De Provincie echt het gevoel dat er iets gebeurde tussen de acteurs. Ze kenden elkaar, wisten op elkaar in te spelen. Daardoor ontstonden situaties waarbij ik de camera aan het eind van een take gewoon kon laten doorlopen. Die scenes heb ik gebruikt, ja. Iets dergelijks zal je met een internationale crew niet snel overkomen’.
De Nederlandse film: het idee verwatert, de markt wordt kleiner maar redelijk goede films met een Nederlandse identiteit blijven verschijnen. Al blijft eerlijk gezegd het wachten op die ene film die al dat talent, geploeter en geduld dubbel en dwars rechtvaardigt.
Mens & Gevoelens, september 1991