Wie op zoek gaat naar boeken over depressie van ervaringsdeskundigen heeft inmiddels een ruime keus. Hoogleraar Franse letterkunde Maarten van Buuren beschreef zijn depressie in Kikker gaat fietsen!, psychiater J.C. Kuiper de zijne in Ver heen en eerder dit jaar voegde cabaretier Mike Boddé zich in het rijtje met zijn boek Pil. In Pil refereert Boddé op zijn beurt aan een boek van iemand die hem jaren geleden voorging, Jaap Berend Bakker. Het gaat om Krachtmeting uit 1995,een nauwkeurig en indrukwekkend verslag van de depressie die Bakker als student medicijnen gedurende vijf jaar doormaakte. Het werd indertijd geprezen omdat het depressie uit de taboesfeer haalde. Hoe is het Bakker sindsdien vergaan?
Jaap Bakker: ‘Na het schrijven van Krachtmeting dacht ik dat ik hersteld was. Ik had een soort opleving, door de aandacht die de publicatie van het boek met zich mee bracht. De interviews, de lezingen. Achteraf denk ik: hoe bestáát het dat ik toen gedacht heb dat het over was? Het ergste moest toen nog komen. Toen ik 18 was ging ik geneeskunde studeren. Omdat ik ik Nederland was uitgeloot volgde ik de studie in Leuven. Tijdens mijn tweede studiejaar stak de depressie de kop op. Achteraf had ik eigenlijk toen gelijk opgenomen moeten worden. Het was een inktzwarte tijd. Mijn ouders zeiden op een gegeven moment: zou je je verhaal niet eens opschrijven? Ik weet niet eens meer precies hoe, maar op de een of andere manier kwam het bij uitgeefster Eva Cossee van Ambo terecht. Zij wilde het uitgeven. Het nam me eerlijk gezegd allemaal een beetje op sleeptouw. Ik ben daarna weer bij m’n ouders gaan wonen. 27 was ik. De depressie die volgde toen de aandacht voor m’n boek was weggeëbd, was vele malen erger dan de depressie waarover ik mijn boek schreef. Ik was er op zeker moment zo beroerd aan toe dat ik in het Dijkzigt Zekenhuis werd opgenomen op de psychiatrische afdeling, waar het hele medicijnenprotocol over mij werd uitgerold. Daarna kreeg ik ECT-behandelingen. Die hielpen. Ik heb altijd de schijn kunnen wekken dat ik gewoon door kon met mijn leven. Ook tijdens mijn eerste gesprek bij de psychiater in Leuven. Ik liet toen niet het achterste van mijn tong zien, maar achteraf vind ik ook dat mijn psychiater zich indertijd veel assertiever had moeten opstellen. Hij had veel meer door moeten vragen, veel meer op andere signalen letten. Als ik tòen was opgenomen, had het waarschijnlijk niet zo ernstig en zo langdurend hoeven zijn.
Ik voelde me al anders sinds m’n middelbare schooltijd. Was een beetje teruggetrokken, maar behaalde goede schoolresultaten. Het lastige is dat je omgeving je gedrag wijt aan je puberteit, terwijl bij mij zich achteraf toen al geleidelijk een depressie aankondigde. Daarvoor was ik opgewekt, alles ging vanzelf, ook met vriendjes. Hoewel er geen aanwijsbare aanleiding was, ging het ineens achteruit. Ja, in mijn familie aan mijn moeders kant komt het vaker voor. Ik ben uiteindelijk vijf keer opgenomen geweest. Meestal gepaard aan ECT-behandelingen. De laatste opname was in 2006. Nu gebruik ik alleen nog medicatie, die ik afbouw. De afgelopen jaren heb ik een eigen zaak opgezet, in samenwerking met het Erasmus Medisch Centrum. Ik ben ZZP’ er. Projectmanagement. Omdat de psychiater met wie ik werk bezig is met psychiatrie en zwangerschap, is dat ook mijn terrein geworden. Ik heb tussen de depressies door zo toch een soort arbeidsverleden op kunnen bouwen. Ik ben intercedent geweest bij Randstad, ik heb bij Vopak gewerkt, en bij het basisberaad Rijnmond in Rotterdam. Het is een wrang idee dat ik, als ik niet depressief was geworden, nu arts was geweest. Mijn WAO-uitkering breid ik uit of laat ik inkrimpen al naar gelang mijn situatie het toelaat. Op het moment ben ik voor tachtig procent afgekeurd. Ik moet weer erg oppassen. Ik belast mezelf snel te veel. Op het moment werk ik helemaal niet. Ik lees veel. Romans. Hemingway, thrillers. Die belangstelling heb ik wel. Ik trek redelijk veel op met familie en vrienden. Het eerste waaraan ik merk dat het niet goed met me gaat is de afname van concentratie, en gespannenheid. Ook sluipen er snel negatieve gedachten binnen, over mezelf maar ook over m’n omgeving, ik wantrouw dan iedereen en ga er voortdurend vanuit dat ze achter m’n rug om van allerlei vervelends over me zeggen. Ik heb wel vriendinnen gehad, maar ik heb op dit moment geen relatie. Ik zou dat wel graag willen, ik ben er wel mee bezig. Ik bedoel, ik spreek wel vrouwen. Ik heb een abonnementskaart voor Feyenoord, ik ben lid van een kegelclub; ik heb, mag ik wel zeggen, een rijk sociaal leven. Natuurlijk onderdruk ik vaak de neiging om afspraken af te zeggen, niet mee te doen. Maar ik ben achteraf heel blij dat ik daar meestal weerstand aan heb weten te bieden. Ik heb toch altijd zo veel mogelijk mee gedaan. Fascinerend vind ik dat zelf. Hoe doodziek ik ook was, kennelijk behield ik altijd een eigen persoonlijkheid. Ik heb in wezen geen enkele reden om depressief te zijn. Nooit gehad. Dat maakt me wel woedend. Wat zèg ik, het is onuitstaanbaar. Nadenken over de toekomst doe ik niet echt, ik leef van dag tot dag. Als je me vraagt wat ik zou willen zou ik wel zeggen: ik hoop nog eens een vrouw te vinden, en ik zou ook wel kinderen willen hebben. Maar ik leef ook met, en ben bang voor, mijn gevaarlijke vijand. Een vijand die verraderlijk is. In december ging het goed, maar toen ik te veel hooi op m’n vork nam ging het snel weer mis. Ik moet nog voorzichtiger zijn, nog meer tijd uittrekken. Voor je het weet hapert het mechaniek weer.’ Een paar maanden na bovenstaand gesprek blijkt dat het mechaniek helaas inderdaad weer hapert. Bakker, die het manuscript van het vervolg op Krachtmeting ‘al een tijd’ klaar heeft liggen, laat me weten: ‘Ik ben inmiddels zes keer opgenomen geweest en ik gebruik ook weer braaf mijn lithium. Ik zal het nu echt voor lange tijd heel rustig aan zal moeten doen, een bestaan zonder tijdsdruk en verantwoordelijkheden.’