Er is nauwelijks media-aandacht voor geweest, maar in de schijnbare luwte boekten een aantal vrijgevestigde psychiaters deze zomer een kleine overwinning op de aantasting van de privacy. Althans, daar leek het op, want sinds de rechter begin augustus uitspraak deed in hun zaak tegen de Nederlandse Zorgautoriteit en de psychiaters op vrijwel alle punten in het gelijk stelde, is de praktijk nauwelijks veranderd. Zegt Kaspar Mengelberg, een van de psychiaters van De Vrije Psych die zich de afgelopen jaren opwierpen in de strijd tegen schending van de privacy en het beroepsgeheim. De Nederlandse Zorgautoriteit, in de ogen van de psychiaters verantwoordelijk voor de ‘gedwongen’ privacy-schendingen, beraadt zich momenteel op ‘een nieuwe belangenafweging’.
In februari spraken we Kaspar Mengelberg voor het eerst. Het stelsel waar hij en een aantal van zijn collega’s zich tegen richten is het zogenaamde DBC-stelsel. DBC’s zijn zogeheten diagnose-behandel-combinaties, waarmee bedoeld wordt: unieke codes die passen bij specifieke diagnoses en behandelingen. In het kader van de nieuwe financiering in de zorg, die gericht is meer transparantie, moet iedere behandelaar die code op zijn factuur vermelden. Niemand uitgezonderd. Ook niet de psychiater die patienten behandelt vanwege hun depressie, schizofrenie, seksverslaving of wat dan ook. ‘De DBC-regelving is een dwangvoorschrift van de overheid,’ zei Mengelberg toen beslist. ‘De Nederlandse Zorgautoriteit staat geen uitzondering toe, bij niemand. Door ook de dwang op te leggen aan mensen die zèlf betalen en dus buiten de zorgverzekering vallen laat de bureaucratische staat zich van haar meest totalitaire kant zien. Het is echt een machtskwestie.
Als psychiaters die weigeren de DBC-codes door te geven kunnen wij vervolgd worden. En dan te bedenken dat zorgverzekaars zelf in grote lijnen beamen dat het eigenlijk niet nodig is – daarover hebben we tot op het hoogste niveau contact gehad. Wij worden gedwongen het beroepsgeheim te schenden. Het verweer is altijd: de registratie – met postcode, geboortejaar, geslacht – wordt op de elektronische snelweg gepseudonimiseerd. Ieder individu krijgt een uniek pseudoniem, en het valt niet meer terug te vertalen in een persoon. Daar heb ik grote scepsis over, al was het maar omdat het Collage Bescherming Persoonsgegevens, de privacywaakhond in Nederland, in een brief aan het ministerie te verstaan heeft gegeven dat er één instantie de sleutel zou krijgen om de gepseudonimiseerde gegevens uit de centrale database terug te vertalen in echte gegevens, namelijk het CBS (het Centraal Bureau voor de Statistiek). Waarmee werd beaamd dat het kán. En als het kán, dan gebeurt het. Domweg omdat het gegevens zijn waar veel mensen belang bij kunnen hebben. Gegevens kunnen uitlekken, en zo niet alleen bij de overheid terecht komen, maar ook bij criminelen en bij particulieren die met de gegevens aan de haal kunnen gaan. Denk aan iemand die gescheiden heeft, er is een conflict over zeggenschap over de kinderen, die te weten kan komen dat haar partner een psychiatrische aandoening heeft. Je kunt chantabel zijn. Die gegevens kunnen in sommige gevallen veel geld waard zijn. In de psychiatrische zorg hebben we altijd met eigenaardigheden te maken van mensen, die vaak beschamend zijn. Precies daarom moeten wij patiënten kunnen beloven dat alles binnenskamers blijft. Dat kunnen we niet meer, omdat we economisch gedwongen worden aan het systeem mee te werken. Er woedt daarom volop discussie in de beroepsgroep: het kost je de kop als je er niet aan meewerkt. In mijn geval betekent dat dat ik sinds augustus 2008 geen rekening meer heb geschreven. Ik heb dus geen inkomen. Er is geen legale manier om het systeem te omzeilen. Beroepsverenigingen zijn alle schoorvoetend overstag gegaan. Het is in Nederland dus niet meer mogelijk je in volle discretie tot een psychiater te richten. Ik heb biujvoorbeeld te maken met eerste generatie vervolgingsslachtoffers van de oorlog. Die bij het woord registratie al gek worden. Die moet ik dan gaan vertellen dat het mijn plicht is om hu gegevens te registeren? We riskeren dat we vervolgd worden voor economische delinquentie. Ik verdom het hier aan mee te werken. Het is mijn professionele existentie, een deel van mézelf, m’n roeping om dit werk te doen, kortom, de grondvesten van m’n bestaan staan op het spel. Er zijn al collega’s die de praktijk om deze reden gesloten hebben.’
Uitspraak
Toen de bezwaren door de Nederlandse Zorgautoriteit werden afgewezen, besloten de psychiaters in beroep te gaan bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. 2 augustus deed de rechter uitspraak. Het standpunt van de psychiaters inzake de privacy van de patiënt, en het beroepsgeheim, wordt door het college onderschreven. De verplichting om diagnose-informatie op de declaratie te vermelden is voor vrijgevestigde psychiaters en psychotherapeuten is geschorst.
Op een punt stelt de rechter de psychiaters niet in het gelijk, dat wil zeggen: het college heeft geen uitspraak willen doen over hun bezwaren tegen aanlevering van DBC-registraties aan DIS, de centrale database. Volgens het college bestaat er ‘geen verband tussen het besluit over de tariefstructuur, waartegen de psychiaters zijn opgekomen, en de verplichting informatie aan het DIS te leveren’.
Jan Swinkels, psychiater en bijzonder hoog-leraar richtlijnontwikkeling in de gezondheidszorg aan de UvA, stond aan de wieg van het DBC-systeem in de geestelijke gezondheidszorg. Transparantie in de zorg is zijn devies. ‘Het oude systeem was failliet: er was geen enkele relatie tussen prijs en behandeling,’ licht hij toe in een interview. ‘In opdracht van het ministerie van VWS heb ik met een denktank onderzocht of het mogelijk was DBC’s in te voeren in de geestelijke gezondheidszorg. In de somatiek waren ze er al. Inmiddels zijn er 215 productgroepen die aangeven wat behandelaren en verpleegkundigen in de GGZ doen. Ook emoties kun je in schema’s vatten. De psychiatrie is niet vager dan de somatische geneeskunde. Met de productgroepen kunnen we precies zien wat een behandelaar doet.’ De privacykritiek van psychiaters wuift Swinkels weg: ‘Je kunt de wereld indelen in twee groepen. Tachtig procent bestaat uit de goedgelovige mensen, die lijden aan pronoia. De overige twintig procent lijdt aan paranoia, dat zijn de achterdochtigen. En die hoor je steeds in dit soort kwesties. Ook psychiatrische patienten lijden toch gewoon aan een ziekte? Mensen hebben het recht om ziek te zijn, ook psychisch. Ik wil echt niet meer horen: de patiënt is ziek want hij heeft verdrongen dat hij homo is, maar ik kan het niet opschrijven vanwege zijn vrouw en kinderen. Ik ga niet mee in de idiotie om psychische ziekten totaal geheim te houden. En niemand vertelt het toch aan je werkgever? De zorgverzekeraar krijgt alleen de diagnose, namelijk dat een patiënt depressief is, hij weet niet dat het komt omdat de patiënt vijf buitenechtelijke relaties heeft. De informatie komt gepseudonimiseerd in het systeem. Mevrouw Jansen wordt in die database X 845.’
Ook in het gesprek met ons legde Swinkels uit waarom je in zijn ogen geen uitzondering kunt maken voor een specifieke beroepsgroep. De Nederlandse Zorgautoriteit gaf geen commentaar, en stond niet toe dat de VPRO opnamen maakte tijdens de zitting.
We zijn intussen een aantal maanden verder. Volgens de psychiaters van De Vrije Psych, onder wie Kaspar Mengelberg, blijken de ziektekostenverzekeraars de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven ‘massaal te negeren’. In hun toelichting stellen zij: ‘Zij weigeren systematisch declaraties van psychiaters en psychotherapeuten buiten de DBC-systematiek te voldoen.’
Minister Klink schreef 11 oktober een brief waarin hij de Tweede Kamer informeerde over de gevolgen van de uitspraak van het college. Hij schrijft onder meer: ‘Verder zal de Nederlandse Zorgautoriteit opnieuw een afweging moeten maken met betrekking tot de privacybelangen. Het College heeft weliswaar het belang dat verzekeraars hebben bij het beschikbaar hebben van diagnose- informatie bij de uitvoering van hun controle en inkooptaak onderschreven, maar heeft geoordeeld dat de NZa onvoldoende de noodzaak heeft aangetoond dat deze diagnose-informatie bij verzekeraars onder ogen komt van personen voor wie geen medisch beroepsgeheim geldt en die niet onder medisch tuchtrecht vallen. De Nederlandse Zorgautoriteit verwacht deze nieuwe belangenafweging in oktober 2010 te hebben afgerond’.
De psychiaters van De Vrije Psych zijn het niet eens met de wijze waarop Klink de uitspraak samenvat. ‘Met aan misleiding grenzende simplificatie en eenzijdigheid heeft de demissionaire minister van volksgezondheid de gedifferentieerde uitspraak van het CBb, die als geheel beschouwd moet worden, uitgelegd als zou de Nederlandse Zorgautoriteit slechts een noodzaak onvoldoende hebben aangetoond.’
Wordt ongetwijfeld vervolgd.